KLEM (21)
![]() |
Collage #550 |
UITGEBREIDHEID
Ik arbeidde aan de pracht van mijn schepping maar ik
waande mij te zijn een voorzetselbepaling in het woordwoud
Ik herinnerde mij als blad de boomloze en woorddadige
vernietiging van mij zelf waarmee ik doende was mij
te scheppen door mij te vernietigen
En ik herinnerde mij ook mijn tochten naar mijn grond
waarvan ik dacht dat deze ook mijn grond was terwijl
ik niets visiteerde dan mij zelf want ik was niets
dan mijn kleding en niets dan de uitgebreidheid die deze
kleding omvatte
Kees Ouwens, Klem, Athenaeum - Polak & Van Gennep, Amsterdam 1984, p.27
Reacties