HOORT
HOORT
Hoort hoe die twee waterleikes,
vluchtig vlietende onder 't gers,
over zand en over keikes
nooit van loopen 'n zijn te wers:
hobbel-dobbel-drets- en drevelend,
krinkele winkele wel, al krevelen,
nu alhier en dan aldaar,
loopen ze ... ai 'k en weet nie' waar.
Nauwlijks eerst een duimke diepe,
nieuw geboren onder 't zand,
worden z'haast een zelver striepken
half zoo breed als heel mijn hand:
rimpel-dimpel-donkel-dansend,
uit ende in malkaar gekranseld,
nu alhier en dan aldaar,
loopen ze ... ai 'k en weet nie' waar.
1858-1877 (?)
Guido Gezelle, Guido Gezelle's Dichtwerken (in twee delen), Derde druk, Amsterdam, L.J.Veen, (geen jaartal eerste druk 1943), I, p.399
Reacties