XXI MIJMERING

408 - "beekgeruisch" - Collage - A4






XXI MIJMERING

Voor ik haar had gezien was dof en koud
    De zomersche natuur, zoo warm en licht,-
In 't beekgeruisch hoorde ik geen stillen kout,
    Voor mij was bloem noch star een zoet gedicht;


    Haar lief te hebben werd mij tot een plicht,
Toen ik haar 't eerst en lang had aangeschouwd,-
    Elke ademtocht was slechts aan haar gericht,_
Zij scheen mij éen enkel wezen, duizendvoud:

    Zij was, veelvuldig mededoogend, éen:
Een klaar verstand streek over diep gevoel,
    Gelijk een vlotte beek langs bloemen heen;

    Zij, waardig duizend zielen aan te biên,
Worde aan den waardigste ten levensdoel!
    Ik zei vaarwel: ik zal haar wederzien.




Jacques Perk, Gedichten, ISBN 90351 2014 0, p.67


Reacties

Populaire posts