MATHILDE (22/72)


429 - "vreemden" - Collage - A4




XXII  GESCHEIDEN


De kluis, getuige van ons noode scheiden,
    Leeft in mijn peinzende herinnering,
Zij werd mij paradijs, omdat ze ons beiden
    In de ' eersten stond van liefde, 't laatst, omving.

Een kus ten afscheid, toe twee harten schreiden,
    Verheugde 't hart, dat haar aan 't harte hing...
Maar, die der liefde 't leven wou bereiden,
    Schonk leven aan den dood: zij bleef, ik ging.


Dien dag was heel mijn ziel éen afscheidslied;
    Des avonds heb ik mij in slaap geweend,
        En van mijn weenen ben ik weer ontwaakt.

Thans zie ik vreemden, maar Mathilde niet;
    Ik mis haar en mijn droomend harte neemt,
        Dat eenzaam dolen het gelukkig maakt.

Jacques Perk, Gedichten, ISBN 90351 2014 0, p.68

Reacties

Populaire posts