MATHILDE (18/72)

425 - "hut" - Collage - A4




XVIII   SCHEIDING

De voerman zwaait de zweep, ik hoor ze knallen;
    De wagen ratelt langs de helling heen;
De rem knarst tegen 't wiel, de schellen schallen;
    De hut die haar bevat, rijst en wordt kleen:

    Klein wordt de kluis, waarin de maagd verdween,
Die me als godin gedaagd is, duizendtallen
Bloesems om 't hoofd - ze is aan mijn hart ontvallen,
    En 't hart, dat stierf in haar, leeft...maar alleen:


Vloeit nu gerust, gij ingehouden tranen!
Met u moet zich de smart een uitweg banen:
    Wat ware traan, zoo daar geen ziel in trilde?

Spreekt, tranen, dan 't vaarwel', dat ik niet vinde,
Ik wilde zeggen, hoe ik haar beminde,
    En alles, wat ik zeide was: 'Mathilde!'


Jacques Perk, Gedichten, ISBN 90351 2014 0, p.62

Reacties

Populaire posts