Sonnet

383 - "beurt" - Collage - A4


Wanneer de vorst des lichts slaat aan de gulden tomen
zijn hand, en beurt omhoog aanzienlijk uit der zee
zijn uitgespreide pruik van levend goud, waarmee
hij naar' angstvalligheid en vaak en krep'le dromen
  van 's mensen lichaam strijkt, en berg en bos en bomen,
en steden vollek-rijk en velden met het vee
(in duisternis verdwaald) ons levert op haar steê,
verheugt hij, met den dag, het aardrijk en de stromen.
   Maar d' and're starren, als naijv'rig van zijn licht,
begraaft hij met zijn glans in duisternissen dicht,
en van d' ontelb're schaar mag 't niemand bij hem houwen.
   Al eveneens, wanneer uw geest de mijne roert,
word ik gewaar dat gij in 't heilig aanschijn voert
voor mij den dag, mijn zon, de nacht voor d' and're vrouwen.

P.C. Hooft, De gedichten, ISBN 978 90 253 6926 2, p.204

Reacties

Populaire posts