RIJMSNOER - KOORNEMAAND (4/10)

252 - "lijze" - Collage - A4




O HEEMELIJKE DIEPTEN...

o Heemelijke diepten van
't vol schaduw hangend boschgebied:
vol schaduwe en vol duisterheid,
vol nacht en dauw, dooreengespreid!

't Is morgen, en de zonne berst
alhier, aldaar, ontembaar uit
den nachtelijken moederschoot:
"Hier ben ik!" roept de zonne groot.

"Hier ben ik!" En, ze doet den dauw,
in 't veld, en al dat vochtig is,
verdampen. Deur de glazen valt
ze in't huisgezin: - ontwekken zal 't!

't Is licht alom: 't is leven al,
dat 't zonnebeeld aanschouwde: alleen,
daar diepe, in 't eenzaam boschgebied,
en zie 'k, o schoone zonne, u niet.

't Is duister, en 't is nacht daar nog;
met hier en daar een' gulpe of twee,
daar 't groen wordt, uit der grouwbaarheid..
'k en weet niet hoe 't nen naam gezeid!

De zonne grijpt al vaster nu
de trappen aan des luchtsgebouws:
ter zege vaart ze, hooge en blij;
geen boom die heur weêrbarstig zij!

Zij giet, dat elk het merken mag,
bij geuten, vier en werkzaamheid
den bosche in: dweersche balken gaan,
volspeitend licht, den bodem slaan.

Het mosch, het loof, het blinkend hout,
de takken, zware of lijze, loopt
zij lustig laven: - heerlijk is
verwonnen weêr de duisternis.

Verwonnen zij de dood, en al
dat duisternisse of boosheid heet,
door 't Licht van U, die tallertijd
verwinnende, onverwonnen zijt!

                        Zillebeke-Kortrijk, 5-9-95



Guido GezelleGuido Gezelle's Dichtwerken (in twee delen), Derde druk, Amsterdam, L.J.Veen, (geen jaartal - eerste druk 1943) , II p. 483-484

Reacties

Populaire posts