Door de dorpen

De auto drijft de natte weiden binnen.
De mannen langs de weg blijven in het koplicht staren,
Ook als wij al lang voorbij hen zijn.

100 meter verder staan hun vele kermislieven
Te vroeg te vroeg in de avond te wachten.

De paarden dicht bij de palen en de ijzerdraad vrijen,
Dit is: zij wrijven hun nachtelijke manen en oren en lippen
Tegen elkaar.

De vierhoeken der huizen
Breken aan scherven in je zoekende ogen.
Zoals alle beelden breken.


Hugo Claus, Gedichten 1948-1993, 1994, ISBN 90 234 4719 0, p. 106

Populaire posts