TOT DE ZONNE

484 - "blomke" - demi-col - A4




TOT DE ZONNE

Zonne, als 'k in mijn groene blaren
   en vol waterpeerlen sta
en dat gij komt uitgevaren,
   schouwt mijn bloeiend herte u na.
Throonend op den throon gezeten
   van den rooden dageraad,
wilt het blomke niet vergeten,
dat naar u te wachten staat.

Langs die hooge hemelpaden,
   zonne, nimmer klemmens moe,
volge ik u, van zoo 't mijn bladen
   met den morgen opendoe:
komt en zoekt mijn herte en vindt het,
   u behoort het, te alder tijd,
u verwacht het, u bemint het?
   die mijn hemelminnaar zijt.

's Avonds, als het wordt te donkeren,
   als ge in 't gloeiend westen daalt,
schouw ik naar uw laatste vonkelen
   zinkend met u nederwaard.
Hangende op mijn staal gebogen,
   weene ik toen den nacht rondom,
van u niet te aanschouwen mogen:
   kom toch weêre, o zonne, kom!

                                    1859-60 (?)

Guido Gezelle, Guido Gezelle's Dichtwerken (in twee delen), Derde druk, Amsterdam, L.J.Veen, (geen jaartal eerste druk 1943) ,I p.391

Reacties

Populaire posts